Jaren ’30 diner

Net thuis van twee-en-een-halve dag terug in de tijd. We verbleven in Huis Van Ravesteyn, een museumhuis annex ‘monument en bed’ van Vereniging Hendrick de Keyser. 

Panorama foto van de woonkamer van Huis Van Ravesteyn

Dit bijzondere huis heeft architect Sybold van Ravesteyn (1889-1983) voor zichzelf ontworpen. Hij is vooral bekend door zijn werk voor de Nederlandse Spoorwegen en Diergaarde Blijdorp. Aan de Prins Hendriklaan in Utrecht was nog een driehoekig perceeltje overgebleven, nadat een aannemer een rij traditionele jaren dertig huizen had gebouwd. Een standaardwoning paste hier niet. Vandaar kreeg dit huis een bijzondere plattegrond. Het huis heeft een expressie en vrije bouwstijl, plafonds zijn gedecoreerd met gebogen latjes, waarvan deels het patroon in de vloer terugkomt, ramen met bijzondere vormen en luiken, vaste meubels met golvende contouren, en een groot kantoor van de architect dat nogal aanwezig is in woonkamer. Op de eerste verdieping een heel groot balkon met een woeste wisteria verstrengeld met een druif. Een tuin rondom met een zonnig terras en een heel smal garagepad.

Om in stijl te blijven aten we de eerste avond gerechten van rond de bouwtijd (1932). De recepten haalde ik uit twee boeken Nieuw Geïllustreerd Kookboek, van Lina Morgenstern, bewerkt door H.M.S.J. de Holl uit 1930 en Het Nieuwe Kookboek (oorspronkelijk bestemd voor de Groningsche Kook- en Huishoudschool) van A. Koopmans-Gorter en G.A.M. de Boer- De jonge, uit 1928-1929.

Als voorgerecht had ik zelf pasteibakjes gemaakt, hetgeen nog niet eenvoudig was. Ze waren nogal scheef, maar voor de eerste keer mag dat nog. In het pasteitje zat garnalencocktail, recept van mijn oma (geboren in 1912). Het is een familieklassieker die nu door mijn vader wordt gemaakt met Kerst. Grappig hoe anders zijn garnalencocktail smaakt, dan die ik volgens het recept heb gemaakt. Iedereen geeft zijn eigen draai er aan. Het hoofdgerecht bestond uit aardappeltoetjes, runderrolletjes en artifjok met citroensaus. In het runderrolletje zat spek en augurk en was langzaam gestoofd. De citroensaus bij de artisjok vond ik overbodig, want een artisjok heeft helemaal niets nodig… Het toetje bestond uit pruimenbollen en koffievla. Het laatste was heerlijk, beetje klonterig, sorry! maar die pruimenbollen waren nogal vreemd. Gemaakt van nouille deeg, hetgeen een soort pasta is. Met daar in dus een hele pruim. Koken tot het gaar is? Maar hoe weet je dat? Nou, ze komen dan naar boven drijven. Daarna door de gesmolten boter halen, rollen in paneermeel en in de oven goudbruin bakken. Een van ons vond het ronduit sme… niet lekker. Ik moet zeggen, ik was ook niet enthousiast. Het was wel leuk om te maken!

We hebben natuurlijk ook een bezoekje gebracht aan de beroemde buurman: het Rietveld Schröderhuis, uit 1924. Praktisch dezelfde tijd, maar weer zo anders! Twee iconische huizen!

En het leukste van huizen vind ik – hoe kan het ook anders – de keuken.

Wild enthousiast word ik van granito aanrechten, boodschappenluikjes of doorgeefluikjes, provisiekamer, fraaie fornuizen, mooie tegeltjes, begeerde glaskasten. Het waren dus heerlijke twee-en-een-halve dagen!

Transport in stijl

Voor vele familiefeestjes, verjaardagen en andere festiviteiten word ik gevraagd het een en ander te maken. Wat ik natuurlijk heel graag doe. Of het nu pannenkoeken zijn, eenpersoonspasteitjes of taarten. Ik ben van de partij. 

Familiefeestje

Slechts één voorwaarde: hulp bij transport. Als stadsbewoner heb ik geen auto, het meeste gaat per fiets en af en toe per tram. Inmiddels ben ik zeer bedreven in het beladen van fietsen, sturen en ruggen. 

Maar kalfspasteien, cocospuddingen en 19de eeuwse beschuittaarten vragen iets anders om in vervoerd te worden. Een tompoes-Hema-tas of een Ikea-afwasteil is niet de stijl. 

Klaar voor vertrek!

Daarom ging ik op zoek naar een taartenblik of vlaaiblik. Een trommel waarmee in de stijlvolle jaren taarten aan huis werden gebracht. Er bestaan vele soorten van dit soort trommels, die ook varieeren in ‘staat’. Een nieuwe wilde ik niet, liever een oude, maar dan weer niet te veel gebutst en gedeukt. Maar nog een functionerend exemplaar met de bijbehorende platen. Het liefst de originele verf die niet te veel gebladderd zou zijn. Dat laatste was te veel gevraagd. Maar zwaar beschadigde verf bood natuurlijk wel weer andere mogelijkheden. De trommel naar eigen smaak op te knappen. En zo geschiedde.

Dit blik vond ik op de Belgische marktplaats. Binnen een vloek en een zucht was de trommel hier in huis en kon het opknappen beginnen. Verf afschrappen, met verfsplinters in oog als narigheid.

Opgeknapt!

Twee grondverflagen, twee lagen ‘keukengeel’. Deze kleur: geïnspireerd op een historische Dordtse keuken, toegepast in mijn eigen, nu ook gebruikt voor de trommel. Op de deur van de trommel de naam de website. In het handschrift van Hendrikje Blik zelf! Haar handtekening zette ze op een menukaart van een diner ter gelegenheid van de zilveren bruiloft van haar zoon Berend Jan van den Berg met Hermine Hennink in 1929. De gasten zetten hun naam achter op. (Schoon)moeder schreef ‘Henderikje Blik’. Geen vaste spelling, we komen haar naam ook wel eens als ‘Hendrikjen’ tegen. 

Menukaart uit 1929

Vanaf nu kom ik geheel in stijl mijn pasteien en puddingen brengen. Wellicht toch nog steeds met een auto, want het blik is 42 cm hoog en heeft een diameter van 34 cm. Leeg heeft het best al een gewicht, maar hoe zwaar zou het zijn als het gevuld is?

Maar mooi is ‘ie! Wie weet het begin van een catering-carrière?

Het ‘Blik-diner’

Het kostte veel moeite om een datum te vinden, maar op zaterdag 1 februari 2020 was het dan eindelijk zo ver: het Blik-diner voor 8 gasten. De disgenoten zo uitgekozen dat er altijd wel iemand was met eenzelfde interesse. Van historisch koken en musea/cultuur tot muziek, van oude huizen opknappen tot het vak Nederlands. 

Het thema ‘blik’ zorgde natuurlijk voor wat twijfel bij de genodigden. Maar het misverstand was al snel de wereld uitgeholpen. Het eten zou niet uit conservenblikken komen, maar alle gerechten zouden uit een vorm komen: bakblik, puddingvorm, rijstrand, pasteivorm, etc. Bovendien heet de site Hendrikje Blik naar een van mijn voormoeders.

‘Madame est servie!’

Op het menu stonden een aantal bekende recepten, maar meer nog nooit gemaakte gerechten. 

Het recept voor de spinaziesoep kwam uit het Nieuw Geïllustreerd Kookboek van H.M.S.J. De Holl, naar Lina Morgenstern (1930). Het broodje van gewoon wit brooddeeg in de vorm van een varkentje. Het was nog al een tour om het te maken. Het is eigenlijk een chocolade of marsepeinvorm. En het brooddeeg duwde de vorm uit elkaar en zorgde voor een heel bijzonder varken. Door het goede idee van mijn vader, die met een tafelklem voor een figuurzaagplank op de proppen kwam, waren er schitterende broodjes.

In veel 19de eeuwse kookboeken worden er boterballetjes geserverveerd bij de kaas en biscuits. en in een webwinkel vond ik daar een geschikt hulpmiddel voor uit de jaren 50.

De pasteien zijn altijd een groot succes. Indrukwekkend van uiterlijk en immer een gezellige uitdaging om aan te snijden. Het schept een band tussen tafelgenoten die dan samen verantwoordelijk zijn voor het ruineren van zo’n fraai baksel. Maar het kan niet anders! Overigens blijven ze heerlijk ook als is het rommeltje geworden. 

Het leed dat aansnijden heet.

het recept voor de kalfspastei is een oude bekende, uit het Nationaal Kookboek (1895) en staat eindelijk standaard op het menu. Verveelt dat nu nooit eens? Nee, eigenlijk niet. 

De zalmpastei kwam uit Daatje. De Hollandsche Keukenmeid (1905). Dit kookboek heb ik nog niet vaak gebruikt. Daatje gebruikt hectogram als eenheid. Natuurlijk snap ik dat wel, maar het is net wat minder makkelijk. Overigens heb ik de boter in dit recept wel gehalveerd. Wat het was zo krankzinnig veel: 1 en een kwart hectogram om de sjalotten en champignons in te braden en en een kwart kilo voor het vulsel. Oeps…

links: zalmpastei; rechts: kalfspastei
Pastei inspectie!

In de kast staat ook een merkwaardig boekje: Keukengeheimen van Alie-Aaltje(1955) waarin twee vrouwen, Alie uit de jaren 50 en Aaltje van rond 1900 samen en al kibbelend gerechten klaarmaken. Soms gezamenlijk en soms apart. Het recept voor Cari Mouton met rijstrand is van Alie. En ja deze was een beetje een vreemde eend in de bijt, maar wel een leuke afwisseling met de pasteien en lekker bij de aspergemousse van Highclere Castle.

Cari Mouton

De hopjespudding – als een inwoner van Den Haag zeer toepasselijk – stond in het Geïllustreerd kookboek van A. Simonzs. uit ca. 1900. Ik en karamel maken…. rustig wachten tot de suiker smelt in het ijzeren pannetje… ik vergeet het steeds: niet roeren… het is goed gekomen hoor, dat wel. de pudding was waanzinnig mooi. In mijn favoriete leeuwenvorm, een koperen variant zag ik in Stockholm maar bleek veel te duur. Op een Haagse markt de betaalbare versie. 

Een zeer goed gelukte hopjespudding

De smaak van de pudding laat op zich wachten, maar dan ineens komen de hopjes naar voren.

Omdat alles uit een blik ‘moest’ komen, had ik mezelf verplicht om ook ijs uit een vorm te halen. Verstandig genoeg had ik wel besloten om niet de kleine vormpjes te gaan gebruiken, maar een grote ijsvorm. Uit Pride & Pudding van Regula Ysewijn leerde ik dat ijs met eieren harder/kouder wordt. Wat wel handig is voor vormijs. Het recept voor notenijs komt uit Lina Lux’ Het bereiden van Poddingen, Taarten, Crêmes, Geleien, IJs, enz. (facsimile uitgave)  en is van walnoten gemaakt. Heerlijk ‘notig’ en niet al te zoet ijs. En het kwam ook nog heel redelijk uit de vorm. Tevreden dus.

van links naar rechts: notenijs, hopjespudding en tante titan.

En voor het ‘frisse bekje’: pepermunt uit Oranjetoetjes van Lizet Kruyff en Cees Holtkamp.

Met dank aan Julia en Suzanne voor vele mooie foto’s!